Van zondag 22 maart tot en met 28 maart ben ik voor Royal Haskoning in Ethiopië geweest om een workshop te faciliteren over klimaatverandering. Dit voor een Wereldbank-project. Mijn vlucht terug naar Nederland was in de nacht van zaterdag op zondag waardoor ik wat ruimte had om de natuur in te trekken.
Zaterdag 28 maart 2009 ben ik ’s ochtends om 6 uur met een Ethiopische gids naar de Entoto hoogvlakte gereden. We reden door een ontwakende stad. Er waren al veel mensen op de been, vooral orthodoxe christenen die het feest van Gabriël gingen vieren. Ook wandelden groepen vrouwen de berg op om hout te gaan sprokkelen in de uitgestrekte Eucalypthusbossen in dit gebied. De eerste verkopers openden hun stalletjes.
Via een smal wegje reden we in een oud autootje de berg op. Bovenop de berg is een soort plateau met bos, wat kleine dorpjes en landbouwgrond. Het was het einde van de droge tijd en dat was goed zichtbaar, de aarde was kurkdroog. De eerste vogels die ik zag zaten in begroeiing en bij een hooiberg aan de rand van een dorpje en waren ondermeer een aantal Tanzaniaanse spekvreters, Cercomela sordida, een vreemde naam voor een mooi tapuitachtig dier; gespikkelde duiven (Columba guinea), rouwtortels (Streptopelia lugens), een aantal Tacazzehoningzuigers (Nectarinia tacazze), een gekraagde klauwier (Lanius collaris), grijskopmussen (Passer griseus), Rüppels kanaries (Serinus tristiatus) en gestreepte kanaries (S. striolatus).
Na deze eerste vogels gingen we een stuk Eucalypthusbos in. Dit is een exotische genera die uit Australië afkomstig is. Het bos was opvallend arm aan vogels. Toch had ik hier de mooiste ervaring van de ochtend. Twee dikbekraven (Corvus crassirostris) vlogen op uit een boom, waarschijnlijk hadden ze er een nest, en vlogen al roepend vrij laag over. Ik probeerde hun geluid te imiteren wat ze nog nieuwsgierig maakte (zie foto). Prachtige dieren en een mooi geluid (van de vogels wel te verstaan). Toen we het bos uitliepen vlogen er bij een klein orthodox kerkje een aantal witkraagduiven (Columba albitorques), heel mooie dieren en een nieuwe levensoort voor ondergetekende.
Na deze ervaring gingen we een akkergebied in. Hier zaten een aantal lelibissen (Bostrychia carunculata), zie foto, ook een endeem voor Ethiopië. Overigens is het aantal endemen in Ethiopië gedaald nu Eritrea onafhankelijk is geworden. Deze akker was rijk aan leeuweriken en piepers, waaronder de mooie roodkapleeuwerik (Calandra cinerea). Daarnaast zaten er vijf acacialijsters (Turdus litsitsirupa) en een Kaapse roek (Corvus capensis). Aan de rand van de akkers, bij een dorpje, zong de zwartkopkanarie (Serinus nigriceps), wederom een endeem. Op een electriciteitspaal zat een jakhalsbuizerd (Buteo rufofuscus). Toen we de akkers over waren gelopen kwamen we in een ander stuk bos, wederom Eucalypthus, maar toch wat meer gevarieerd dan het eerste stuk bos. Hier liepen we langs een bedding van een droog bergbeekje en vlogen er een aantal kuiffrankolijnen (Francolinus sephaena) op. Ze vlogen met veel kabaal op en landden een stuk verder. We hebben ze weer proberen op te zoeken, wat niet makkelijk was in dit terrein, maar we hoorden ze wel maar zagen ze niet meer. De ondergroei was te dicht en ze lieten zich jammergenoeg niet meer zien.
Ik was een aantal jaren geleden al eens naar Entoto toegeweest, op doorreis van Sudan naar Nederland en had een aantal soorten toen al gezien. Toch leverde deze ochtendtrip me drie ‘lifers’ op, namelijk de dikbekraaf, Tanzaniaanse spekvreter en witkraagduif. Belangrijker dan dit was de rijke ervaring van een lange ochtend in een prachtige natuur.



Vriendelijke groet,
Geert Jan